Ardjoen Pengel, een gewichtige kleinzoon

Op het Onafhankelijkheidsplein staat onder de tamarindebomen het standbeeld van zijn grootvader Johan Adolf Pengel, president van ons land van 1963 – 1969. Johan Adolf, met een hoed in zijn hand en een kleine stok. ‘Jopie’, zo werd hij liefkozend genoemd. Klein was Jopie niet en Ardjoen zijn kleinzoon lijkt op zijn opa. Hij heeft hetzelfde statige voorkomen en had tot voor kort hetzelfde gewicht.
Zwaar transpirerend staat Ardjoen die afgesproken zondag om zes uur naast zijn fiets voor het huis in de Tibitistraat. Hij komt net van Latour gefietst. Is hij onze afspraak vergeten? Hij lacht een beetje schuldbewust naar me. We laten het maar in het midden, belangrijk is, hij is er is en ik ben er. Hij vraagt wat tijd om zich in een fruitige man te veranderen. Na ruim vijf minuten komt hij aangelopen, opdrachten uitvaardigend tegen de tuinman. Het witte hemd wappert los om hem heen.
Hij praat als iemand die gewend is leiding te geven en als iemand die gewend is dat er vervolgens ook naar hem wordt geluisterd. Sinds de dood van zijn vader, op zijn vijftiende, is hij duidelijk de man in huis. Hij regelt de lopende zaken, hij doet de inkopen, hij commandeert de tuinman: “De tuinman, die kan ik eenmaal vierentwintig uur bellen. We wassen samen kleren, als het moet om tien uur ’s avonds.” De auto brengt de tuinman na gedane zaken terug naar zijn huis. “Hij is wat doof, verstaat geen Nederlands, dus je moet kort en duidelijk praten.”
Ter introductie krijg ik een rondleiding over het grote erf. Eén jaar heeft zijn opa hier mogen wonen. Nu woont Ardjoen er met zijn moeder en zijn broer. Een groot erf met diezelfde tamarindebomen als op het Onafhankelijkheidsplein, verschillende soorten manja’s, kers, sterappel, mopé en advocaat. In het washok onder het huis staat ver naar achteren, naast de wasmachine op de vloer een borstbeeld van opa Jopie. Dat beeld moet alleen nog worden schoongemaakt en weer een plek krijgen.
Kippenbout
Vierentwintig jaar is Ardjoen en tot voor een aantal maanden woog hij 163 kilo. Dat is goed voor twee flinke dames van tachtig. Het zit in de familie, dat corpulente. Maar er is ook een eigen bijdrage. Ardjoen weet precies hoe hij zo dik is gekomen. Wat volgt is een Surinaamse variant op het ‘Holle bolle Gijs verhaal’. “Ik at nooit een porties tjau min, ik at er altijd twee. Het was een kerstfeest op school, dat was het toppunt. Ik at, alleen op het feest hoor, drie kippenbouten met patat, zeven ijsjes, oh ja en veertien gevulde eitjes. Het geheel geïrrigeerd met een hele krat chubby’s, 24 dus, over de dag gespreid. “Mijn maag was uitgerekt.”
Hoe zag zijn leven er uit in die tijd? In zijn dikke tijd zat hij vaak binnen, in de huiskamer, voor de televisie, achter de computer, op zijn kamer met zijn schoolboeken. Op straat kwam hij bij voorkeur niet, hooguit in de avonduren als het donker was. “Mijn buik kwam tot hier”, hij wijst halverwege de tafel, een respectabele afstand. “Ik had niemand met wie ik optrok. Ik was altijd als het ware apart. Ik trok me terug in mijn kamer, televisie, televisie, ijskast, televisie. De ijskast was mijn beste vriend.”
Hij liep naar school, eerst naar de Mulo, later naar het Vrije Atheneum. Beide scholen waren gelukkig op loopafstand, respectievelijk één straat verder en twee straten verder. Op school kwam hij bezweet aan. “Dat is niet zo prettig”, zegt hij onderkoeld. Met de gymlessen deed hij niet mee. Dat kon hij onderbouwen. “De oefeningen, grondoefeningen, je moest op je handen en voeten lopen, dippen. Ik zei aan de leerkracht, ik ga het niet uitvoeren, nee, ik vind het mensonterend. En nu kan ik het voor u voordoen!”
‘Biga’
“Ik liep schommelend, werd geplaagd, nageroepen, ‘Biga’, ook op school. Ik stoorde me niet aan de opmerkingen en beledigingen van medeleerlingen. Ik ben niet vatbaar voor beledigingen, dankzij mijn moeder. Ik ben altijd opgevoed met de boodschap dat je niet vatbaar moet zijn voor gescheld. Je moet jezelf afsluiten daarvan. Anderen zouden misschien denken aan zelfmoord, als die pressie op je komt, maar ik heb dat soort ideetjes nooit gekregen. Ik was altijd anders dan de anderen, een mondig mens, ook op school. Men vindt het vaak snel met mij, ik heb gevoel voor humor, maak grapjes.”
“Als ik in de spiegel keek, dan vond ik het wel erg. Ik heb altijd van mezelf gehouden, maar van binnen was ik niet tevreden. Ik liet het wel niet merken hoor, het zat van binnen. Als ik hier de trap op liep dan ging ik hijgen. Ik hou van basketbal, maar mijn knie gaf problemen. Ik kreeg om het half uur honger. Een toekomst zag ik gewoon niet. Toen ben ik gaan denken, zo kan het niet verder gaan. Moet ik gaan instorten? Mijn leven gaat er niet rooskleurig uitzien. Ik kom in een rolstoel terecht, ga mensen tot last zijn. Sommige mensen hebben problemen met hun schildklier, maar dat was het bij mij niet. Het is iets dat je van jezelf hebt gemaakt.”
Aan een vrouw durfde hij al helemaal niet te denken. “Dat zou onmogelijk zijn, dat begreep ik wel.” Het blijft heel lang stil na deze uitspraak. “Die gedachte gaf me ook een stuk verdriet.” Dan neemt hij een besluit, het is nu of nooit, en hij stelt zichzelf een doel. Hij wil in eerste instantie van 163 naar 140 kilo. Moeilijk? “Ik heb alles op nul gezet. Omdat ik alles al had gehad wat lekker is, was het juist een uitdaging. Mijn kleren kwamen al jaren van de Chinese kleermaker. Ik wilde ook wel eens kleren kopen in een gewone winkel.” Hij is niet in één dag dik geworden en het is er niet in een dag afgegaan. Ruim negen maanden heeft het geduurd. Als hij ziet dat het lukt, hij ziet zijn gewicht dalen van 163 naar 140 kilo, schept hij moed en gaat door.
Eerst met afslankpillen. “Er zat cafeïne in, daar kreeg ik hartkloppingen van.” Toen ging hij over naar een dieet van eigen ontwerp. “Ik heb alles alleen gedaan. Mijn dieet, ik ben van mijn dieet gaan houden. Het bestond uit vier sneetjes brood, in de ochtend.” Hij pauzeert even. “Vier sneetjes bruin brood, volkoren, één plakje kaas.”
Huisarts
Elk woord wordt benadrukt. “Een plakje kaas en twee plakjes tomaat. Mijn huisarts heeft me ooit geleerd, tomaat heb je altijd nodig, want het is ook goed voor je potentie als man. Een grote kan thee om het weg te spoelen. In de middag gestoomde groenten, petjil. Maar ik at het anders. Mijn petjil had alles behalve pindasaus. Geen rijst, nu nog niet, maar tegenwoordig wel zo nu en dan gron nyang, aardvruchten, bananen.”
Eiwitten
In de avonduren twee sneetjes bruin brood met een hardgekookt ei, “omdat ik ook eiwitten nodig heb.” Alle vetten, alle zoet heeft hij rigoureus van het menu afgevoerd. Elke dag na het ontbijt joggen, trainen op de fietsbaan, dippen. “Ik dronk geen water in die periode, water was om mijn mond te spoelen. Mijn echte drinken was groene thee.” Negen maanden drinkt hij alleen maar groene thee, zeker vier tot vijfhonderd doosjes heeft hij in die periode gebruikt. “Ik was zo gek, ik wilde bijna in groene thee baden. ” Negen maanden gebruikt hij ook geen koude producten, geen ijs, geen koud water, niets, “om de verbranding van binnen te stimuleren, zodat je meer kunt afvallen.”
Negen maanden geen vlees en vis. “Je houdt een dieet, je gaat je lichaam dingen ontzeggen, dat betekent: je moet met je lichaam praten. Ik ben God dankbaar dat ik geen suiker heb gekregen, of hoge bloeddruk.”
Drieënzestig kilo is er in die tijd afgegaan. Zijn omgeving ziet dat hij zijn best doet of maakt zich bezorgd, vraagt zich af of hij ziek is. In die tijd bezoekt hij de barbier niet, haar en baard blijven staan. “Ik had gewoon geen tijd voor andere zaken dan mijn dieet.” Zijn huisarts reageert ontsteld, Hij zou graag bij het proces zijn betrokken. “Mijn huisdokter zei: ‘Hé vriend we gaan testen.’ Zodra je afvalt gaan mensen denken aan Aids of aan drugs. Dus ik heb beide testen mogen ondergaan, een hiv/aids-test en een cracktest.” Beide uitslagen waren naar tevredenheid en de lijfarts was weer gerust.
De verleiding is nog wel aanwezig. “Ik heb mijn gezond verstand, daarmee werk ik. Nee hoor, het gaat niet gebeuren.” Na het afvallen is het nu tijd voor ‘het stileren van het landschap’. Het loshangende vel moet weggewerkt worden. Zijn lichaam vertoont striemen zoals van een zwangere vrouw na de bevalling. Zijn borsten, nu nog een aardige D-cup, die borsten hingen eerder op zijn navel. In de afgelopen maanden zijn ze al zeker acht centimeter opgehoogd. Hij werkt ook in de gym met apparaten. Langzamerhand komt alles op zijn plaats terecht, een hele metamorfose. Zijn broer zei onlangs nog: ‘Je ziet er sexy uit.’
Tegenwoordig heeft hij een volle dagtaak. Baden, ontbijten, trainen, inkopen doen voor het huishouden, de tuinman coachen, zijn cd-zaak bezoeken. Voorlopig is de zaak ondergebracht in een barbershop in de buurt. Dit jaar nog is hij van plan zijn eerste eigen zaak te openen in diezelfde omgeving.
Vroeger had hij heel veel moeite om één vriendin te vinden waarmee hij niet uitging, maar wel heel goed kon praten. Nu hangen ze weliswaar niet bij de vleet om hem heen, maar hij heeft er nu meer dan één, dat wel. Hij lacht, “geen relatie hoor!” De fase waarin hij nu volgens eigen zeggen verkeert is de fase van ‘jongboy’. Uit eten, aftastend bezig zijn. Klikt het dan is dat goed, klikt het niet, ook geen probleem. Altijd lief en netjes zijn is zijn devies en mondig ook.
“Ik ben vriendelijk tegenover een ieder. Alla sma na yu mati. Voorlopig blijft het daarbij.” De legendarische charme heeft hij in ieder geval ook van zijn opa. Tot zijn dertigste geeft hij zichzelf de tijd om deze fase van jongboy zorgvuldig door te werken. Daarna wordt het tijd voor een besluit, een vrouw en daarna, juist ja, wil hij toch wel kinderen.
De weegschaal blijft nu steken op een gewicht van achtennegentig kilo, op twee kilo’s na honderd. En dat wil hij zo houden. In de afgelopen maanden heeft hij een marketingopleiding afgerond, compleet met certificaat. Over twee maanden gaat hij aan het werk, zijn eerste baan. Misschien wordt het een parastataal bedrijf, misschien een cambio, geregeld door een familielid, want het blijft Suriname. Heeft hij ook politieke aspiraties? Ardjoen lacht. Op die vraag blijft hij het antwoord schuldig.
BEELD: Astrid Kroon