Hoe de LGBTQ+-gemeenschap in Suriname zoekt naar echte vertegenwoordiging

Met de verkiezingen van 2025 op komst, klinkt een bekende vraag opnieuw luid: wie verdedigt de belangen van de LGBTQ+-gemeenschap in Suriname écht? De regenboogvlag wappert soms tijdens campagnes, maar daarna blijft het vaak akelig stil.
Door Jeffe Lingier
Imran Taus (41) is lijsttrekker van OPTSU, een combinatiepartij die meedoet aan de komende verkiezingen. Hij werkt op het ministerie van Sociale Zaken en geeft les aan de Anton de Kom Universiteit. Daarnaast is hij, voor zover bekend, nog steeds de enige openlijk homoseksuele politicus op nationaal niveau in Suriname. “Sinds de vorige verkiezingen ben ik politiek actief, en ik ben waarschijnlijk nog altijd de enige die openlijk LGBTQ+ is en zich kandidaat stelt voor De Nationale Assemblée,” zegt hij. Volgens Taus is het politieke klimaat ten aanzien van LGBTQ+-rechten complex. “Aan de ene kant zijn er politici die zich begripvol tonen. Maar wanneer het aankomt op wetgeving, blijft het vaak stil. Dan vervalt alles in een soort ‘don’t ask, don’t tell’-houding. Er wordt niets expliciet uitgesloten, maar ook niets geregeld.”
Een goed voorbeeld is de basiszorgwet. Die spreekt over ‘partners’ in plaats van expliciet over ‘man en vrouw’. Op het eerste gezicht lijkt dat een vooruitstrevende keuze: het zou kunnen impliceren dat ook koppels van hetzelfde geslacht aanspraak kunnen maken op dezelfde rechten. Maar in de praktijk blijkt het anders te werken. Omdat het begrip ‘partnerschap’ nergens wettelijk is gedefinieerd of erkend – er bestaat bijvoorbeeld geen regeling voor geregistreerd partnerschap – is het niet duidelijk wie daar precies onder valt. Daardoor hebben LGBTQ+-koppels geen zekerheid. Ze kunnen zich niet beroepen op die wet, simpelweg omdat hun relatie juridisch onzichtbaar blijft. “Het klinkt mooi, maar het is eigenlijk loze taal,” zegt Taus. “Zonder duidelijke regels blijven we buiten het systeem vallen.”
Vroeger ondenkbaar, nu zichtbaar – maar zonder rechten
Juan Pigot (50), medeoprichter van Parea – een organisatie van LGBTQ+ professionals – kijkt terug op de afgelopen twintig jaar. “Toen wij begonnen, was er nauwelijks iemand die openlijk voor hun geaardheid uitkwam. Nu zie je jongeren, mensen als Imran Taus, die wél zichtbaar zijn. Dat is hoopgevend.” Hij benadrukt dat die zichtbaarheid belangrijk is, maar zonder structurele veranderingen weinig uithaalt.
“We hebben toneelfiguren zoals Tante S en cabaretiers als Sally die genderrollen bespelen. Die vormen van expressie zijn wel geaccepteerd, zolang het bij entertainment blijft. Maar zodra het gaat om rechten, wetten en bescherming, dan wordt het ongemakkelijk.” Pigot herinnert zich hoe hij in 2019 werd uitgenodigd om een regenboogvlag te brengen naar het VHP-partijcentrum. “Er werd een mooie foto gemaakt met de partijvoorzitter Chan Santokhi. Maar sindsdien? Geen enkel vervolg. Geen belletje, geen uitnodiging om in gesprek te gaan. Dat is het patroon dat we blijven zien,” zegt hij. “Vlak voor de verkiezingen willen partijen zich inclusief tonen. Daarna verdwijnen we weer van de agenda.” Die controverse licht vaker op als het over LGBTQ+ gaat.
Een Surinaams koppel van hetzelfde geslacht trouwde in Argentinië – een land waar het homohuwelijk legaal is. Toen ze terugkeerden naar Suriname, vroegen ze om hun huwelijk ook hier te laten erkennen. De Surinaamse burgerlijke stand weigerde dat, met als argument dat het huwelijk volgens de wet alleen tussen man en vrouw kan plaatsvinden. Het koppel stapte naar de rechter en kreeg gelijk: hun huwelijk moest erkend worden. Maar in plaats van het vonnis te aanvaarden en beleid aan te passen, ging de Surinaamse staat in hoger beroep. Voor Pigot toont dit precies het spanningsveld tussen politieke beloftes en daadwerkelijke actie: “Dezelfde partijen die regenboogvlaggen ophangen tijdens verkiezingscampagnes, stappen daarna naar de rechter om onze rechten terug te draaien.”
Waarom de politiek terughoudend blijft
Volgens beiden ligt de terughoudendheid van de politiek diep verankerd in Suriname’s religieuze en traditionele waarden. “Suriname is een religieus land, en politiek en geloof zijn hier sterk met elkaar verweven,” zegt Taus. “Partijen vrezen dat ze hun achterban verliezen als ze zich te uitgesproken progressief opstellen.” Pigot sluit zich daarbij aan, maar wijst op een belangrijk nuanceverschil: “Zelfs als een politicus privé wel openstaat voor gelijke rechten, vreest die vaak een publieke backlash. Maar er is een verschil tussen wat politici denken dat het publiek vindt, en wat mensen écht denken. Je hebt moedige mensen nodig die het gesprek durven openen, ook als het gevoelig ligt.”
Hij noemt voormalig minister Jennifer van Dijk-Silos als voorbeeld van zo’n uitzondering. Zij richtte als minister van Justitie en Politie een commissie op rond diversiteit en inclusie, en raadpleegde ruim 150 maatschappelijke organisaties om te peilen hoe de samenleving tegenover gelijke huwelijksrechten stond. “Ze wilde het huwelijk openstellen voor iedereen,” vertelt Pigot. “Maar toen ze werd vervangen, verdween het dossier meteen van tafel. Haar opvolger nam zelfs een uitgesproken homofoob standpunt in.” Ook religieuze leiders hebben volgens hem veel invloed op het politieke debat. “Er zijn genoeg politici die persoonlijk wel inclusiever denken, maar zodra hun geestelijke adviseurs zich ertegen keren, trekken ze zich terug. En dat weegt zwaar in een land waar religie en politiek zo sterk met elkaar verbonden zijn.”
In tijden van crisis zijn gelijke rechten geen prioriteit
Een andere reden waarom LGBTQ+-rechten weinig politieke aandacht krijgen, is de aanhoudende economische crisis. “Als mensen honger hebben, denken ze niet aan huwelijksrechten,” zegt Taus. “Dan draait het om zorg, onderwijs, overleven.”
Dat geldt ook binnen de LGBTQ+-gemeenschap zelf. “Veel mensen zijn bezig met rondkomen. Dan schuiven ze hun rechten – hoe belangrijk ook – toch naar de achtergrond.” Maar het ontbreken van wettelijke bescherming heeft grote gevolgen. “Een heterokoppel krijgt automatisch rechten: gezinsverzekering, erfrecht, belastingvoordeel. Voor een LGBTQ+-koppel geldt dat allemaal niet,” legt Taus uit. “Als je partner overlijdt, heb je wettelijk gezien niks. Je mag soms zelfs in het ziekenhuis niet beslissen over hun behandeling. Zolang het juridisch niet erkend is, kun je ook niet verdedigd worden als burger. Dan ben je overgeleverd aan willekeur.”
Wat moet er nú veranderen?
Juan Pigot is duidelijk: “We weten wat er moet gebeuren. We hebben alle wetten doorgelicht, met juristen samengewerkt. De hiaten zijn in kaart gebracht. De politiek hoeft het alleen nog op te pakken.” Wat bovenaan de lijst staat: een vorm van geregistreerd partnerschap. “Dat hoeft niet per se het huwelijk te zijn,” zegt Taus. “Het kan een partnerschapsvorm zijn die bredere bescherming biedt, ook voor bijvoorbeeld twee samenwonende vrienden of familieleden.” Ook het concubinaat, dat nu al in sommige wetten voorkomt, kan worden uitgebreid. “Als twee mensen op hetzelfde adres wonen, kunnen bedrijven ze al als partners erkennen voor verzekering. De wet kan dat eenvoudig volgen. Daarnaast moet er erkenning komen voor same-sex huwelijken gesloten in het buitenland.
Bedrijven lopen voor op de overheid
Opvallend genoeg tonen veel bedrijven al meer initiatief dan de overheid. Met de ‘Verklaring van Paramaribo’ spreken bedrijven zich uit tegen discriminatie. Staatsolie en Torarica zijn enkele van de bijna honderd bedrijven die tekenden. “Maar het moet verder gaan dan een handtekening,” zegt Pigot. “We geven trainingen aan HR-teams, helpen bij het opzetten van inclusief beleid. Werknemers die zichzelf kunnen zijn, werken beter. Dat is in ieders belang.” Daarnaast werken organisaties zoals Parea met bedrijven om inclusie structureel op de werkvloer te verankeren. “Niet alleen tijdens Pride Month. Maar het hele jaar door, in beleid en dagelijkse cultuur.”
De rechterlijke macht durft wel
Een lichtpuntje is de rol van de rechter. “Toen een buitenlands huwelijk van een same-sex koppel niet werd erkend, stapten zij naar de rechter. En die gaf hen gelijk. De staat ging deze keer niet in beroep. Misschien een teken van verandering,” zegt Pigot.
Maar hij benadrukt dat we niet kunnen blijven rekenen op de rechtbank. “Mensen zouden niet hun rechten moeten afdwingen via een rechtszaak. Er moet wetgeving zijn die die rechten automatisch beschermt.” Ook het Constitutioneel Hof werd gevraagd zich uit te spreken over discriminatie in de huwelijkswet. “Ze noemden het een ‘leemte’, maar erkenden geen directe discriminatie. Daarmee schuiven ze de verantwoordelijkheid terug naar de politiek.”
Wat LGBTQ+ stemmers hopen te zien op de politieke agenda
Volgens Imran Taus is het tijd dat LGBTQ+ onderwerpen duidelijk worden opgenomen in partijprogramma’s – en niet alleen als vermelding in een lijstje van minderheden. Hij somt vijf kernpunten op die dringend moeten veranderen: als eerste het invoeren van een geregistreerd partnerschap. Niet iedereen wil trouwen, maar iedereen verdient wettelijke erkenning van hun relatie. Dat is nodig voor medische beslissingen, erfrecht, gezamenlijke verzekering en sociale zekerheid. Twee: de erkenning van buitenlandse huwelijken tussen personen van hetzelfde geslacht. Als een Surinaams koppel in Argentinië trouwt, moet dat hier ook rechtsgeldig zijn. Drie: gelijke toegang tot sociale voorzieningen. Een ambtenaar moet zijn of haar partner kunnen verzekeren, ongeacht geslacht. “Als ik als homoseksuele man mijn partner niet kan aanmelden bij het SZF, ben ik niet gelijk aan mijn collega,” stelt Taus. Vier: antidiscriminatiewetgeving waarin seksuele geaardheid en genderidentiteit expliciet worden opgenomen. “We moeten zwart op wit kunnen aantonen wanneer we onrechtvaardig behandeld worden.”
Voorzichtig optimisme
Pigot blijft optimistisch, al is hij realistisch. “In kleine beetjes vooruitgaan is beter dan stilstaan of achteruitgaan,” zegt hij. “Want als je niet goed oplet, lijkt het ineens alsof je weer dertig jaar terug bent in de tijd. Daarom moeten we zichtbaar blijven, en blijven praten. Alleen zo blijven we in beweging.” Minister Ramdin sprak zich tijdens zijn campagne voor leider van de OAS ook positief uit over LGBTQ+-rechten. “Dat werd geprezen in de regio en is alvast een hoopvolle stap,” vertelt Pigot. “Suriname is geen land waar haat regeert,” zegt Taus. “Mensen zijn vaak niet tegen – ze zijn gewoon niet geïnformeerd. Nu nog de moed van de politiek om dat door te pakken.”