Leren met visuele beperking

De Louis Brailleschool is de enige school voor kinderen met een visuele beperking in Suriname. Toch krijgen ze, behalve het aanleveren van leerkrachten, geen steun van de overheid. Een school die gebouwd is op donaties, goede wil en vooral veel doorzettingsvermogen.
Iets voor acht uur in de ochtend hangt er boven de speelplaats van de Louis Brailleschool nog een grote stofwolk van de ravottende kinderen. Een meisje dat volledig blind is, zet de achtervolging in van een albinojongetje. Met een hoge vaart zigzagt ze met veel bravoure tussen een aantal pilaren door, tot het jongetje ver genoeg is weggerend. Duidelijk is dat de leerlingen, blind of visueel beperkt, de school als hun broekzak kennen.
Hoe goed de kinderen op de Louis Brailleschool zich nu ook mogen thuis voelen, velen onder hen hebben eerst een moeizaam proces van erkenning en acceptatie van hun handicap moeten doorstaan. “Het is belangrijk dat we de kinderen zelfstandig maken en leren omgaan met hun handicap”, legt schoolhoofd Selly Refos uit. “Als het kind zijn handicap niet accepteert, zal het ook geen vorderingen maken.
We hebben heel wat leerlingen die ageren tegen het aanleren van braille, omdat ze nog niet aanvaarden dat ze bijna niets meer zien. Ze gaan dan liever hun ogen vermoeien en het beetje dat ze nog zien gebruiken. Als ze eenmaal over die drempel heen zijn, merk je hoe vlot ze vorderen.”
Het is even na achten en de leerlingen zitten allemaal in de klas, waar ze naast de standaardvakken ook les krijgen in zelfredzaamheid, de Activiteiten van het Dagelijkse Leven (ADL), braille en
oriëntatietrainingen. De veertig leerlingen zijn verdeeld over zes klassen, die netjes van jong naar oud zijn gerangschikt. Het is de oogarts die bepaalt wanneer een kind op de Louis Brailleschool geplaatst moet worden en wat voor onderwijs het moet krijgen. Refos: “De Louis Brailleschool is de enige blindenschool in Suriname en uiteraard zijn er niet voldoende plaatsen. Er zijn veel meer blinde kinderen in de districten en het binnenland voor wie de Louis Brailleschool onbereikbaar en onbetaalbaar is.”
We hebben nu wel een internaat waar we de kinderen van maandag tot met vrijdag kunnen opvangen. De kinderen die heel ver wonen, zoals die van Stoelmanseiland, blijven dan een heel kwartaal op het internaat. Daarna moeten ze verplicht naar huis, want ook de band daar moet onderhouden worden.”
De leerlingen kunnen nadat ze de toets hebben gehaald vlotjes doorstromen naar de mulo en lbgo. “Daar hebben we AOB’ers, Ambulante Onderwijs Begeleiders, in dienst die de kinderen begeleiden”, legt Refos uit. “Die begeleiders mogen geen les geven, maar ondersteunen de leerlingen die van de Louis Brailleschool komen met het klaarleggen van materiaal, extra begeleiding en repetitiewerk dat gebrailleerd moet worden. De beoordeling ligt nog steeds in handen van de school. Tegenwoordig verloopt die ambulante begeleiding redelijk, maar vroeger was het vaak genoeg zo dat kinderen werden geweigerd op mulo- of lbgo-scholen omdat die het niet aankonden.”
Zielig
De capaciteit van de Louis Brailleschool is niet zo groot. Per klas kunnen er nog drie of vier leerlingen bijkomen, maar dan zit de school ook tjokvol.
“Er mogen eigenlijk geen kinderen meer geweigerd worden. Onze grote droom is dat voor de lagere school, onder- en bovenbouw, deze kinderen ook op de reguliere basisscholen geplaatst worden en we met AOB’ers kunnen gaan werken. Daarom is het belangrijk dat men op de kweekscholen, daar waar de leerkrachten worden getraind, al gerichter kan kiezen of ze willen werken met kinderen met een beperking.
“Werken met zulke kinderen is een roeping, want je geeft je hart en ziel hieraan. Leerkrachten die hier komen zeggen vaak ‘Tjé poti, zielig’. Maar dat moeten we hier absoluut niet hebben. Kinderen met een beperking zijn niet zielig. Wat ze wel nodig hebben van ons is de ondersteuning, de mogelijkheden en het geduld om ze het zelf te laten doen. Ons motto luidt: ‘Leer mij het zelf te doen’. Je moet de kinderen de tools, de tijd en de ruimte geven om het zelf te doen. Bij kleintjes is het heel vervelend dat een kind zichzelf niet kan aankleden. Ben je nou blind of doof, je moet dat zelf kunnen. En toch zijn ouders snel geneigd om het in hun plaats te doen.”
Steun
Omdat de Louis Brailleschool een particuliere stichting is, komt de school niet in aanmerking voor steun van de overheid. Nochtans is het de enige blindenschool in heel Suriname. “De overheid steunt ons alleen door het betalen van de leerkrachten en andere medewerkers en that’s it. Eigenlijk verwachten we veel meer van de overheid. Met de volledige steun in mankrachten, onderhoud, materiaal, zouden we al veel verder komen. Nu steekt onze neus nog net boven water.”
Werkloosheid
“Volgens de overheid moeten stichtingen zichzelf kunnen bedruipen. Dat betekent dat wij opdraaien voor de kosten van het gebouw, stroom, water, de tuinman, internaatsmoeders, noem maar op. Kinderen betalen voor het internaat vijftig srd per maand en daarmee moeten we ze van maandag tot en met vrijdag voeden. Ook de machines die we gebruiken zijn heel duur. Eén braillemachine kost duizend euro, een pakje braillepapier kost al snel 35 euro. En hoeveel papier heeft een kind niet nodig per jaar? Kortom, het is een kwestie van heel zuinig werken, bedelen en vragen om donaties”, zucht Refos.
De Louis Brailleschool maakt deel uit van het Blindencentrum. Ook volwassen met een visuele beperking worden er begeleid en krijgen computerlessen. In de computerklas klampt een dame mij aan. “Heb je geen werk voor mij?” vraagt ze. “Ik wil graag telefoniste worden.” Ik leg haar uit dat ik geen baas ben. “Maar kan je niets regelen?” dringt ze verder aan.
“Dit hoeven we niet onder stoelen of banken te steken, werkloosheid bij blinden is een groot probleem”, erkent Refos. “Wij geven onderwijs aan een doelgroep en willen die mensen dan ook tot volwaardige mensen in deze maatschappij maken. Maar wanneer het erop aankomt om een baan te zoeken, botst men op een groot probleem. Bijna iedere persoon met een handicap wordt geweerd. Nochtans is het mulo-diploma van een blinde gelijkwaardig aan dat van elke leerling met datzelfde diploma. Het vergt natuurlijk een mentaliteitsverandering en dat ligt gevoelig.
“Je vraagt je misschien af waarom blinden hier niet met een blindengeleidehond lopen? Suriname is daar helemaal nog niet klaar voor. Een hond wordt hier geschopt en wanneer een blinde met zijn hond op de bus stapt, zal je meteen een aantal passagiers een tyuri horen maken. Zebrapaden moeten aangepast worden voor blinden met behulp van ribbels en de stoplichten moeten ook een belletje krijgen.” Of Suriname ooit klaar zal zijn voor die ingrijpende veranderingen is maar de vraag. Refos bekijkt het echter toch positief. “Het zal komen, maar het gaat langzaam.”