Mark Langaman
‘Samburameester word je niet zomaar’
Niet alleen in eigen land maar ook over de grenzen groeit zijn bekendheid. De kennis om sambura te spelen heeft Mark Langaman niet geleerd: hij heeft het gekregen. “Toen mijn opa stierf, kwam zijn yèyè op mij.” Het verhaal van de korte Inheemse artiest.
Aan de Franse zijde, langs de Beneden-Marowijne, liggen een aantal Inheemse dorpen die zijn ontstaan door de Binnenlandse Oorlog. Na een dik half uur varen vanuit Albina, laden Mark Langaman en zijn band Sambura Woyupore uit bij het dorp Esperansa. Vanavond spelen ze op een siksi wiki, een rouwplechtigheid. Het wordt een lange avond, want de afspraak luidt ‘tot de volgende ochtend’. Voor de bandleider die zijn energie van binnenuit, maar ook van buitenaf krijgt, is dat geen probleem. Mark Langaman (31) is geboren en opgegroeid op Langamankondre (Galibi). Van kleins af toonde hij interesse voor de eigen muziek, maar Kaliñas geloven dat wanneer je op jonge leeftijd de drum leert bespelen, je later een kaal voorhoofd krijgt. Vandaar dat je op een traditioneel feest alleen ouderen ziet spelen. Toch trok hij op dertienjarige leeftijd de stoute schoenen aan, pakte de stok en begon een uur lang te spelen. “Dat gebeurde tijdens een puru blaka, de afsluiting van een rouwperiode, in mijn dorp. Iedereen was dronken, maar ik kreeg zo de drang om te spelen, hoewel dat niet mocht.” Hij wrijft over het gemillimeterde haar op zijn hoofd, alsof hij wil bewijzen dat het niet waar is. “Tot nu toe hebben we dit bijgeloof, dat als je jong begint, je later een kaal voorhoofd krijgt.” Dan schouderophalend: “Niemand heeft mij ooit sambura leren spelen, het gaat automatisch bij mij. Het enige dat ik heb geleerd, is dat je in het midden moet slaan. Sommige drummers letten daar niet op en slaan te dicht tegen de rand. Dat maakt dat de drum later een gat krijgt.”
Opa Max
Wanneer het rouwfeest iets drukker wordt, begint de band een half uur eerder dan afgesproken. Zeven sambura’s dreunen door het dorp, terwijl de krawasi’s (schudinstrumenten) het ritme volgen. Daarmee reageert het koor op de voorzang van de bandleider. Inheemse liederen zijn namelijk gebaseerd op het roep-en-antwoordsysteem. Er wordt onderscheid gemaakt tussen prisiri-, rouw- en wintiliederen. Om die te kunnen spelen, heeft Mark de gave gekregen van wijlen de vader van zijn moeder, Maximijanus Langaman. De samburameester uit Galibi had veertien kinderen, maar geen van ze had interesse om de sambura te leren. Mark: “Samburameester word je niet zomaar – je wordt ervoor gekozen! Zijn yèyè – de Creolen spreken van winti – was toen op mij gekomen. Op de dag dat hij werd begraven, liep ik ’s avonds naar de school om iets te halen. Toen hoorde ik iemand fluiten. Het was een vreemd maar heel mooi deuntje. Opgewonden vertelde ik het aan de ouderen, maar niemand hechtte er waarde aan. Misschien omdat ik pas negentien was, maar dat is iets wat bij ons Indianen serieuzer genomen moet worden. Want deze dingen bestaan: dat geesten zich op één of andere manier openbaren. Diezelfde avond droomde ik dat het lichaam van opa in de krutu oso lag en dat hij bezoek kreeg van een groep Indianen, allen gekleed met schouderkleed en hoofdtooi. Aan het plafond waren sambura’s opgehangen en toen ze begonnen te spelen stond opa in het midden als hoofddrummer. Maar naast hem zag ik een jongen staan. Dat was ik.” “De volgende dag vertelde ik het aan zijn vrouw, die adviseerde mij om het over te nemen en de gave te behouden, want dat was de boodschap. Praat met hem, hij heeft je alles gegeven, had ze gezegd, en dat was waar, want in de familie had niemand anders zo’n droom gekregen.”