Surinaamse jungle wijkt voor Chinese oliepalm – Parbode Sneak Peek

President Desi Bouterse zoekt manieren om onze lege schatkist te spekken. Een Chinese investeerder mag duizenden hectaren regenwoud kappen voor een oliepalmplantage. Parbode nam een kijkje te Ovia Olo.
De hakbijl van Marinus Apinsoea klieft eerst de lucht, en meteen daarna het brandhout dat vlak voor zijn voeten ligt. Vier houtblokken, meer is er niet nodig om het vuur te maken waarmee een enorme teil vol cassavemeel zal veranderen in een stapel kasaba-brede. Genoeg om zijn halve familie te voeden. “Wij overleven dankzij het bos waarin we wonen. Wij jagen erin, hebben er onze landbouwgronden en gebruiken het hout om huizen te bouwen en vuur te maken. Zonder ons bos kunnen wij niet overleven. Wij zijn er dus erg zuinig op”, vertelt Apinsoea bezorgd. “Het kan toch niet dat dit straks allemaal wordt gekapt?”
Hij is lang niet de enige ongeruste inwoner van Ovia Olo, een dorpje met driehonderd inwoners in district Marowijne, diep verscholen in het regenwoud. Vorig jaar bereikte de regering van president Desi Bouterse een overeenkomst met China Zhong Heng Tai Investment, de Surinaamse poot van een investeringsmaatschappij uit Beijing. Het bedrijf kreeg groen licht om in Patamacca, op amper tien kilometer van Ovia Olo, een gigantische oliepalmplantage neer te poten. Volgens de ‘incidentele houtkapvergunning’, zoals die officieel heet, mag daarvoor 40.000 hectare regenwoud kaalgekapt worden; een gebied tweemaal zo groot als Paramaribo.
“Jaren geleden heeft een delegatie van China Zhong Heng Tai Investment ons dorp bezocht. Aanvankelijk waren we blij met hun komst, want ze beloofden dat ze lokale mensen in dienst zouden nemen”, zegt Antonius Djoekastioe, lid van het dorpsbestuur van Ovia Olo. “Maar toen we hoorden hoe enorm groot het gebied is dat ze mogen kaalkappen om oliepalmen te planten, was ons enthousiasme helemaal weg. Waarom gaan onze regeringen steeds weer in zee met buitenlanders die rijk worden van onze natuurlijke rijkdommen, terwijl de lokale bevolking arm achterblijft?”
Ophef
China Zhong Heng Tai Investment lijkt inderdaad zijn slag te hebben geslagen. De kassa rinkelt straks namelijk tweemaal: eerst door het gekapte hardhout te exporteren naar China, vervolgens door de opbrengsten daarvan te herinvesteren in de exploitatie van een palmolieplantage. Hierover onderhandelde het bedrijf vanaf 2002 met opeenvolgende Surinaamse regeringen.
Een eerste overeenkomst uit 2004, toen nog gesloten met de regering van toenmalig president Ronald Venetiaan, werd op de lange baan geschoven na maandenlange maatschappelijke ophef over de voorgenomen houtkapactiviteiten. Volgens talloze critici was het de Chinezen er vooral om te doen snel geld te verdienen met de verkoop van het gekapte hout, en waren er te weinig garanties dat er daarna daadwerkelijk een palmolieplantage zou verrijzen.
Huidig president Desi Bouterse haalde het project in 2013 echter van onder het stof vandaan, en zette in maart 2016 het licht definitief op groen. Opmerkelijk genoeg lijkt aan de originele overeenkomst van dertien jaar geleden amper wat gewijzigd, ondanks alle protest van weleer – zelfs de Nationale Democratische Partij van Bouterse, op dat moment in de oppositie, stemde toen tegen de deal. Vandaag worstelt ons land echter met een enorme economische crisis, en is de schatkist zo goed als leeg. De regering-Bouterse rekent erop dat het palmolieproject heel wat dollars in het laatje zal brengen. “Wij zijn overeengekomen dat China Zhong Heng Tai Investment 10 procent van zijn omzet zal afdragen
aan de Staat. Daarnaast zal het flink wat belastingen betalen, en honderden Surinamers in dienst nemen”, verzekert minister Soeresh Algoe van Landbouw, Veeteelt en Visserij. “Ten slotte betekent de lokale productie van plantaardige olie dat we die niet langer hoeven te importeren, wat ons opnieuw geld bespaart. De eerste oogst verwachten we al binnen twee jaar.”
Bovendien is het zeker niet zo dat het bedrijf meteen zijn hele concessie mag ontbossen, en pas daarna de eerste oliepalmen geplant worden, benadrukt Algoe. “Er loopt momenteel een pilotproject op een oppervlakte van drieduizend hectare, dat in november volledig is beplant met palmbomen. Pas als dat goed gaat, mag een volgend stuk bos worden kaalgekapt, en daarna weer een stuk. Als wij het bedrijf erop betrappen dat het hier alleen is om ons hout, dan moeten ze meteen weer vertrekken. Boswachters houden de zaak streng in de gaten.”
Het hele artikel is te lezen in het februarinummer van Parbode.