Uit Eén cent birambi op azijn: Coronie

Paul Woei A Tsoi (1938-2024), beter bekend als Paul Woei, was een internationaal gerenommeerde kunstenaar, schilder en beeldhouwer. Zijn laatste boek, Srefidensi in de kolonie Suriname begon met één cent birambi op azijn, is zijn levenswerk over de onderbelichte geschiedenis van de Chinese contractarbeiders in Suriname. In deze rubriek brengen we steeds een fragment uit het boek voor het voetlicht.
Paul Woei schenkt in zijn boek ook aandacht aan ons kokosdistrict: ‘Coronie, een strook hoogland dicht bij de kust, is enkele kilometers lang en wordt beschermd door parwabomen en een dijk tegen het zeewater. Het hoogland werd indertijd door Schotten uit Guyana in cultuur gebracht. Plantagenamen herinneren nog aan die periode: Burnside, Friendship, Mary’s Hope en Totness. Ook Duitssprekende imkers hadden rond 1870 hier met de overvloedige parwabomen een bloeiende bijenteelt opgezet, hun parwahoning werd verscheept naar Duitsland. De dijk brak en het zeewater overspoelde de aanplant van de katoenplantages. Het land was hierdoor niet meer geschikt voor de katoenaanplant. De Schotten gaven het op, verlieten toen de plantages en het land werd verdeeld onder de slaven’.
Chinese ex-contractanten hadden zich rond dezelfde periode hier gevestigd en begonnen ook hier met de vis- en garnalenvangst, schrijft Woei. ‘De geconserveerde droge garnalen, garnalenpasta en gezouten vis, werden overzee naar Paramaribo gebracht. Coronie was toen alleen te bereiken met boten. Spoedig begonnen deze Chinezen op kleine schaal met de rijstaanplant voor eigen consumptie. Door de grote vraag naar rijst werd door hen een kanaal gegraven om een sawa aan te leggen voor de rijstaanplant. De padieoogst werd verwerkt tot rijst en verscheept naar de stad.
Kokosbomen konden wel gedijen op het brakke land en deze werden door de Chinezen geplant. De kokos werd verwerkt tot kokosolie, ook voor eigen gebruik. De grote vraag naar kokosolie was de aanleiding om op grote schaal op het brakke land, waar geen gewassen meer konden groeien, kokosbomen te planten. De kokosnoten werden aan de Chinezen verkocht en was voor de lokalen een goede bron van inkomsten. Verwerkt tot olie werd deze verkocht in Paramaribo. Het verhandelen van kokosgruis leidde tot een nieuw beroep, varkensteelt. Kokosgruis, vermengd met het kaf van rijst, was goed voedsel voor varkens. Gebruikmakend van deze nieuwe kennis konden vele gezinnen in het land een inkomen genereren. En zij werden zelfstandig, wat een typische levenshouding is van de Hakka. Tijdens de Tweede Wereldoorlog produceerde Coronie haast alle spijsolie van Suriname en wat opmerkelijk was, er was geen enkele importcomponent nodig. Zo ook met varkensvlees’. Woei citeert de dichter Michaël Slory (wijlen), geboren in Totness: ‘Eigenlijk vind ik dat de bloeitijd van Coronie, de toen zo geroemde tijd van melk en honing, ook samenvalt met de veelzijdige werkzaamheden van de Chinezen aldaar of die van hun afstammelingen’.
Srefidensi in de kolonie Suriname begon met één cent birambi op azijn, Paul Woei, 2023, eigen beheer (artpaulwoei@yahoo.com), ISBN 9789991475547
Dit artikel is verschenen in het februari/maart-dubbelnummer van Parbode, verkrijgbaar in de winkel (in Suriname)
Wilt u informatie over het afsluiten van een (digitaal) abonnement?
Kijk op www.parbode.com/abonneren