Helio Phoeli: ‘Ik ben een walking billboard voor mijn bedrijf’ – Sneak Peek
Helio Phoeli (25 juli 1983) wist de afgelopen zes jaar van zijn naam een merk te maken. Waar je hem ook tegenkomt, zul je hem steevast zien in een T-shirt waarop zijn naam prijkt. Zijn verklaring is simpel: “Ik ben een walking billboard voor mijn bedrijf. Zo hoef ik niet steeds uit te leggen dat ik fotograaf ben.” Het werkt, want hij wist zich op te werken van beginneling tot een van de meest gevraagde fashionfotografen in Suriname en de regio.
De agenda van deze altijd vrolijke creatieveling is op zijn zachtst uitgedrukt nogal bezet. Wekelijks is hij te vinden op een creatieve fotoshoot voor een huwelijkspaar of met modellen voor Fashionweek, dan weer voert hij opdracht uit voor bedrijven. Zijn portfolio op zijn Facebookpagina liegt er niet om. In zijn werk herken je altijd typische unieke elementen. “Ik houd van alles dat moeilijk te vinden is. Van plantjes tot zeer gedurfde fotoshoots. Ik wil dat men zich steeds afvraagt waar zijn die foto’s gemaakt of hoe is dat gedaan,” vertelt Phoeli terwijl hij door zijn foto’s gaat. Hoewel Phoeli van zijn passie zijn werk maakte, groeide zijn business niet vanzelfsprekend. “Ik werk vanaf mijn zestiende in de ICT.
Ik groeide op met mijn moeder en jongere broer aan de Kwattaweg. We waren niet de rijksten, dus werd werken en zelf wat centjes verdienen gestimuleerd.” Hij stopt even met praten en zegt met zijn wijsvinger in de lucht, alsof zijn moeder hem kan horen: “Zolang ik mijn moeder niet te schande bracht en mijn schoolwerk niet achteruit ging.” Gedurende zijn jeugd hoorde hij zijn moeder dit vaak zeggen. Ook benadrukte ze dat hij en zijn broer niet voor haar naar school gingen, maar voor zichzelf. Dit zorgde al op jonge leeftijd voor verantwoordelijkheidsbesef. Phoeli’s eerste baan was bij een cybercafé waar hij basiscomputerlessen in Windows verzorgde. “Alle computerlessen die ik verzorgde had ik mezelf aangeleerd. Op die leeftijd gaf ik les aan volwassen mannen en vrouwen”, vertelt hij lachend.
Het hele artikel is te lezen in het juninummer van Parbode.