Klaar voor de ramp?
Coördinatie een zwakke schakel
Megarampen maken we in Suriname maar zelden mee, kleine rampen komen iets vaker voor, zoals vliegtuigongelukken en watersnood. Maar hebben we daar in het verleden lering uit getrokken, zijn we inmiddels voorbereid op een echte ramp?
Wat is een ramp eigenlijk? Disaster management coördinator Elinor King van het Surinaamse Rode Kruis beschrijft het eenvoudig. “Zodra de schade zo groot wordt dat een gemeenschap zelf niet meer kan ingrijpen, spreken we van een ramp.” Het Nationaal Coördinatie Centrum voor Rampenbeheersing (NCCR) hanteert een soortgelijke definitie, legt coördinator Jerry Slijngard uit. Is het land voorbereid op zo’n situatie? Volgens King niet. “Nog niet. Sinds ik hier veertien jaar geleden begon, zijn we enorm vooruitgegaan. Maar we zijn nog niet waar we moeten zijn.”
Het Surinaamse Rode Kruis drong lang aan op een organisatie die zich met rampenbeheersing zou bezighouden. In 2003 werd een commissie samengesteld door de toenmalige minister van Defensie, maar NCCR ging pas echt aan het werk in 2006, tijdens de grote watersnood. “Suriname had al enkele rampen achter de rug, zoals de vliegramp in 1989, en telkens werd vastgesteld dat er geen enkel rampenplan was. Er was geen organisatie, we waren niet voorbereid, er was niemand die de boel coördineerde. Pas toen in 2003 de commissie onder mijn leiding van start ging, zijn we begonnen vroegere fouten te evalueren en daarvan te leren”, aldus Slijngard.
De bedoeling van het NCCR is de verschillende organisaties die een rol spelen bij rampenbeheersing, te coördineren. De voornaamste daarvan zijn de politie, brandweer, geneeskundige diensten en het leger, maar ook bijvoorbeeld het Surinaamse Rode Kruis speelt een grote rol.
Kritiek
De kritiek die er is geweest op het NCCR naar aanleiding van de laatste vliegramp, moet ook volgens Slijngard genuanceerd worden. “Het binnenland is nu eenmaal vrij ondoordringbaar, en ook het vervoer was op dat moment niet optimaal geregeld.” Zo was geen van de piloten die nodig waren om het NCCR ter plekke te brengen, beschikbaar. Maar we have come a long way. Er zijn al vele stappen gezet, en wat men vaak vergeet is dat het NCCR niet enkel bezig is met de ramp wanneer die heeft plaatsgevonden, maar ook met de voorbereiding van de hulp en de opvolging nadien.”
Alleen verloopt dat opvolgen niet altijd naar wens, zoals bij de problemen die optraden in het Natin-gebouw aan de Jagernath Lachmonstraat. Nadat het gebouw in 2007 werd ontruimd omdat er giftige stoffen lagen opgeslagen, brak in 2011 brand uit, opnieuw door chemische stoffen. Hoe kan zoiets twee keer voorvallen? Volgens Slijngard is het NCCR niet verantwoordelijk. “Wij trekken aan de alarmbel bij de autoriteit die verantwoordelijk is, in dit geval het ministerie van Onderwijs. We hadden gehoopt dat er dan ook naar de opslag gekeken zou worden, maar de herhaling leert mij dat dit niet in voldoende mate is gebeurd. Wij zijn daarvoor zelf niet bevoegd.”
Kinderschoenen
King beaamt dat nog niet alles perfect is. “Natuurlijk is er kritiek op het NCCR, maar voor een organisatie die nog in zijn kinderschoenen staat, is het niet eenvoudig alles te coördineren. Daarom is het belangrijk de bevolking zelf bewust te maken van de gevaren. Mochten ze weten hoe te reageren op bijvoorbeeld watersnood, dan zouden ze alles draaiende kunnen houden tot het NCCR overneemt.”
Ze meent dat het NCCR een meer coördinerende rol moet spelen in plaats van een uitvoerende. “Het Rode Kruis houdt het NCCR op de hoogte van waarmee wij bezig zijn, en omgekeerd zou dat ook moeten. Alleen is dat niet altijd zo. Communicatie en het delen van informatie is momenteel een knelpunt van het NCCR en daardoor lopen verschillende organisaties elkaar soms voor de voeten.”
Nonsens, volgens Slijngard. “Het is goed dat verschillende organisaties zich met hetzelfde bezighouden, zolang het maar op een gecoördineerde manier gebeurt. Ik heb nog niet gemerkt dat twee teams hetzelfde doen.”
Het is echter wel zo dat het NCCR zich de laatste tijd vooral concentreert op ‘community resilience’. “De gemeenschap voorbereiden en veerkrachtig maken dus. Het is belangrijk mensen voor te bereiden zodat ze zelfredzaam worden.” Het NCCR kan immers niet overal tegelijkertijd zijn.
Maar ook het Rode Kruis focust zich daarop. Hun gemeenschapswerk heeft plaatsgevonden in vier districten met een kwetsbare gemeenschap. Daar zijn er trainingen voor de inwoners om ze te leren wapenen tegen natuurrampen, zoals watersnood. Ze stellen een persoonlijk evacuatieplan op voor hun gezin, maar ook een gemeenschapsrampenplan. Dus de twee organisaties doen wel degelijk hetzelfde.
Al die rampenplannen, van de gemeenschapsplannen tot het nationaal rampenplan, zijn verplicht sinds de aanname van de Rampenwet van 2009. “Toch moet er nog veel aan gesleuteld worden. Ondanks dat het een verplichting is voor elk instituut zijn er velen die denken dat het niet nodig is”, verzucht King. Slijngard: “De wet moet nog worden aangepast naargelang de inzichten van de nieuwe regering.”
Ook scholen blijven achter en kinderen krijgen te weinig informatie over mogelijke rampen, maar daar wil het Rode Kruis iets aan doen. “We hebben een proefproject achter de rug waarbij we schoolkinderen bewust maken en brigadiertjes opleiden die bijvoorbeeld weten hoe ze moeten evacueren.”
Zondvloed
Als we de sceptici mogen geloven, zal rond 2030 een groot deel van de inwoners van Paramaribo verhuisd moeten zijn als gevolg van de stijging van de zeespiegel. Ook daarvan lijken de Surinamers zich niet bewust te zijn, tot grote ontsteltenis van King. “Bij velen staat hun huis elk jaar onder water. Maar zolang er geen kinderen verdrinken, zullen ze niet in actie komen. Ze wachten tot het water wegtrekt en leggen nieuwe vloerbedekking…” Dat, terwijl klimaatsverandering rampzalige gevolgen kan hebben. “Als de voorspellingen uitkomen, zal Suriname zowel op economisch als op menselijk gebied het zwaarst getroffen worden. Het grootste deel van onze bevolking leeft in de kuststreken, dus er moet een plan voor worden gemaakt”, waarschuwt Slijngard.
Toch gebeurt dat niet. Er wordt over gediscussieerd, maar concrete plannen zijn er nog niet en de tijd dringt. “NCCR kan daar zelf niets aan doen. De politiek moet een keuze maken, tussen verdedigingswerken uitvoeren, of de bevolking verplaatsen naar het binnenland. Dat kost miljarden, dus je moet het goed afwegen.”
Slijngard wil geen uitspraak doen over welke keuze het NCCR prefereert, maar laat wel vallen dat er ook deskundigen zijn met een minder conservatieve opvatting op wat er zal gebeuren.
“Je moet alles overwegen. Wie weet investeert de overheid miljarden in de versteviging van de kust en is het scenario helemaal niet zo erg. Wij moeten enkel de beslissing van de regering volgen.”
In de ogen van de bevolking lijkt twintig jaar lang, volgens King. “Het is ver van hun bed, men associeert de wateroverlast van vandaag niet met de gevaren die kunnen komen.” De regering houdt zich wel met het probleem bezig maar het Rode Kruis wil van onderuit de kleine man bewust maken en tools geven zodat hij zelf kan reageren. In de districten waar de trainingen gehouden zijn, bereiken ze hun doel vrij goed. “We vroegen de participanten voor de training of er in Suriname een ramp kon voorkomen en ze antwoordden resoluut van niet. Nadien beseften ze allemaal dat er wél iets ernstig kon gebeuren, ze wisten dat ze iets moesten ondernemen. Jammer genoeg is dat nog niet zo in de hoofdstad”, klaagt King. “In Paramaribo was de opkomst voor een soortgelijke bijeenkomst zeer bedroevend.” King geeft toe dat ze het zelf ook moest leren. “Toen ik in 1999 mijn eerste buitenlandse disaster management training had, was ik stomverbaasd over alle voorbereidingen die de Caribische landen troffen wanneer het rampenseizoen begon. Waarom woonden ze daar dan nog? In Suriname waren er geen rampen, waarom kwamen ze niet naar hier? Toen hebben ze mij gewaarschuwd. Het klimaat zou snel veranderen en Suriname is niet onkwetsbaar.”
Zeven jaar later kregen Kings collega’s gelijk, en het Surinaamse Rode Kruis was net op tijd klaar met voorbereiden. “Pas kort ervoor had ik gevraagd of Surinaamse vrijwilligers geen ervaring konden opdoen in het buitenland, omdat er hier geen rampen waren en ze toch moesten oefenen. Op 12 mei zouden we de resultaten van die training presenteren. Vijf dagen ervoor was de grote overstroming. We waren net op tijd.”
Ook het NCCR rukte toen voor het eerst op en Slijngard is best tevreden over het werk. “Als ik kijk naar wat we hebben verwezenlijkt en onder welke omstandigheden, geef ik mijzelf geen onvoldoende. Maar er is altijd ruimte voor verbetering.”