Vrolijk
B: ‘Ik ben in een hele goede stemming!’
A: ‘Dat gebeurt niet zo vaak. Waar hebben we dat aan te danken?’
B: ‘Ach ja, het zit momenteel gewoon lekker mee. De V7 is een ongeorganiseerde puinhoop waarin bijna iedereen met elkaar overhoop ligt en de opiniepeilingen stemmen mij ook vrolijk, vooral die van vriend Dilip. Bovendien ben ik weer eens in het zonnetje gezet in twee boeken die over mij zijn geschreven. En die rare Parbode heeft deze maand een mooi interview met mijn lieve kleindochter. Kortom, alleen maar positieve dingen.’
A: ‘Heel fijn voor je…’
B: ‘Toch? Dus ik heb alle reden om vrolijk te zijn.’
A: ‘Da’s leuk en aardig, maar eigenlijk is het wel raar dat je de verkiezingen zo makkelijk lijkt te gaan winnen.’
B: ‘Hoe dat zo? Ik geniet de populariteit van een popidool.’
A: ‘Ja ja, dat begrijp ik. Maar ook popidolen zijn niet volmaakt en doen wel eens rare dingen.’
B: ‘Wat doe ik raar dan?’
A: ‘Nou, neem nu die verhoging van de kinderbijslag naar vijftig srd. Ik snap wel dat je dat doet, zo vlak voor de verkiezingen, maar Amafootje is niet eens in staat om die dertig srd op tijd te betalen. Er lopen in ons land heel wat kindjes rond van wie de ouders al anderhalf jaar op de eerste centen wachten.’
B: ‘Dat is niet mijn schuld, maar van Amafootje. Zij krijgt de schuld en dus jouw ABOP. Niet mijn NDP. Brunsie zie ik nog als enige serieuze concurrent bij de verkiezingen. Nu kan ik alle Marronkiezers vrolijk vertellen dat de NDP het beste met ze voor heeft, maar dat hun eigen ABOP de boel verprutst.’
A: ‘Ik heb je weer eens onderschat…’
B: ‘Zoals altijd.’
A: ‘Dat zijn jouw woorden. Maar heel wat anders: ik heb begrepen dat jouw minister van Buitenlandse Zaken op Noord een huis laat vertimmeren door Chinezen. Beetje vreemd wel, als je beweert een nationalist te zijn die het vertrouwen in eigen kunnen propageert. Laat de media daar maar geen lucht van krijgen.’
B: ‘Het is bij mijn weten niet zijn huis, maar van zijn cassavefabriek-partner. En ze zullen wel een betere offerte van onze Chinese vrienden hebben gekregen dan van onze eigen Srananman, die overdrijven altijd met hun prijzen. Ik zie dat als gezonde concurrentie. Zelfs een nationalist zal de beste prijs willen betalen. Dat doen we als lanti ook, we laten niet voor niets de meeste wegen door hen aanleggen en een ziekenhuis door ze bouwen.’
A: ‘Dat heeft daar niets mee te maken. We hebben gewoon geen geld meer om dat te betalen en onze Chinese vrienden zijn zo aardig om het allemaal voor te financieren. Betalen is voor ons altijd van latere zorg, daar zadelen we onze opvolgers mee op.’
B: ‘Och…’
A: ‘Ondertussen krijg ik wel klachten van buurtbewoners over de Chinezen van Winston.’
B: ‘Waarom dan?’
A: ‘Nou, ze werken inderdaad erg hard. Maar ze beginnen ook vroeg, zeven dagen per week. De buurt wordt daardoor al om zeven uur uit bed gejengeld door zaagmachines, drilboren en andere lawaaiige snufjes. Zelfs op zondag! En dat al maanden achtereen. Ze worden daar niet vrolijk van.’
B: ‘Wat een zeurpieten zeg!’
A: ‘Dat is nog niet alles. Die Chinezen zijn zo onhandig, vooral achter het stuur, dat ze de buren al twee keer zonder stroom hebben gezet, omdat ze kabels met hun trucks kapot trokken.’
B: ‘Tja, waar gehakt wordt, vallen spaanders…’
A: ‘Nou ja, het is maar dat je het weet. Ik zou voorlopig daar in de buurt geen campagne gaan voeren. Waarschijnlijk hoort toch niemand je zolang die Chinezen aan het werk zijn.’
B: ‘Genoteerd! Maar waarschijnlijk heeft hij straks dat huis toch nog niet nodig. We gaan de verkiezingen winnen, dus trouwe Winston heb ik daarna weer nodig.’
A: ‘Ik gun het hem van harte. Dus laten we maar een keertje op hem drinken.’
B: ‘Sportief van je… Daar word ik pas echt vrolijk van. Proost, op Winston!’
A: ‘Op Winston! En op al die andere dingen waar je vrolijk van wordt!’