WikiLeaks: VS geven Suriname brood en spelen
In de gelekte WikiLeaks-berichten wordt in geuren en kleuren beschreven waarom de Verenigde Staten culturele evenementen door het hele land organiseren: Suriname moet van de VS blijven houden. De overheid moet worden losgeweekt en op het internationale podium beslissingen nemen ten gunste van de Amerikanen. Diplomatie gaat niet altijd strak in pak, maar soms middels brood en spelen.
Marsha Barnes, van 2003 tot 2006 ambassadeur voor de Verenigde Staten in Suriname, stuurt in juli 2004 een cable naar Washington, die gelekt is via WikiLeaks. De titel luidt vrij vertaald: ‘Jazz ambassadeurs brengen publiek Suriname in vervoering en helpen de ambassade in het overbrengen van de boodschap dat Suriname ertoe doet voor de Verenigde Staten’. Het is zeven jaar terug de eerste keer dat een dergelijke muziekgroep (Deborah Davis and a Few Good Men) Suriname bezoekt op uitnodiging van de diplomatieke zending en het is de start van een nieuwe strategie richting. Culturele activiteiten moeten de reputatie van de Amerikanen, die op dat moment afbrokkelt, opvijzelen. De tour valt goed: schoolkinderen, muziekstudenten en -docenten en andere liefhebbers genieten van de workshops en de warme klanken van de mooie Amerikaanse jazz. Positieve media-aandacht is gegarandeerd. Na wat workshops geeft het gezelschap een concert voor tachtig hooggeplaatste regeringsfunctionarissen weg in Barnes’ residentie. Knikkende hoofden, meetappende voeten en een staande ovatie valt de band ten deel. Ten slotte trekt het concert in Torarica ongeveer 550 bezoekers, waar het enthousiasme volgens de muzikanten ‘alle verwachtingen overtreft’. Suriname smult met volle teugen van wat de Amerikanen te bieden hebben.
Artikel 98
Barnes komt in haar evaluatie van het bezoek van Deborah Davis and a Few Good Men keihard ter zake: ‘We zitten in een periode waarin de Verenigde Staten druk uitoefenen op de Surinaamse regering om bepaalde acties te ondernemen. Deze activiteiten zijn voor Suriname een welkome indicatie dat de VS om Suriname geven’. Met die ‘acties’ bedoelt de ambassadeur onder meer het doordrukken van het beruchte ‘Artikel 98’. De Verenigde Staten hebben bij veel landen gelobbyd om dit artikel door regeringen te laten tekenen. De inhoud: met een ratificatie van Artikel 98 (dat als een rode draad door de gelekte cables heen loopt) belooft Suriname om Amerikaanse burgers niet uit te leveren aan het Internationaal Strafhof in het Nederlandse Den Haag. De Verenigde Staten proberen haar burgers zodoende immuniteit te verlenen, wat tegen internationale verdragen indruist. Suriname heeft het overigens nooit goedgekeurd, alle inspanning van de ambassade ten spijt. ‘Suriname blijft een enigszins moeilijke publieke diplomatische omgeving, gegeven het feit dat Surinamers neigen naar tegenstand tegen ons buitenlandbeleid. De motieven van de VS worden hier vaak in twijfel getrokken’, vervolgt Barnes in het bericht. In dezelfde memo staat nog een boeiende passage: ‘Suriname is vooral interessant om de grote populatie moslims, het lidmaatschap van en de stem binnen de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) en de potentiële energiereserves’. Na de aanslagen van 11 september 2001 worden wereldwijd de plekken waar veel moslims wonen in kaart gebracht en actie ondernomen. Ook in Suriname. In 2005 wordt de Dr. Sophie Redmondstraat onder luid protest omgelegd. Er wordt bericht over potentiële terroristische dreiging: Geruchten die de ambassade niet kan bevestigen melden dat Suriname, met haar poreuze grensbeveiliging en grote moslimpopulatie, attractief zou zijn voor radicale Islamitische (terreur)bewegingen. Hoewel er onder sommige groeperingen, volgens de ambassade met name bij de Interreligieuze Raad in Suriname, lichte bewijzen van extremisme en radicalisme te bespeuren valt, maakt de ambassade zich geen grote zorgen: religieuze intolerantie wordt over het algemeen niet toegestaan. De harmonie tussen de verschillende bevolkingsgroepen wordt omschreven als ‘een stereotype dat goed past op ansichtkaarten’. Blijkbaar vindt de ambassade de hernieuwde strategie succesvol. Jazz wordt een wederkerende tactiek: met veel bombarie wordt de band Paul Beaudry & Pathways in 2010 verwelkomd in Paramaribo. Op uitnodiging van de Amerikaanse ambassade verzorgt het kwartet workshops en optredens. Allemaal in het teken van de jazzmaand oktober en met een fiere Amerikaanse vlag op de achtergrond. Kranten schrijven lyrisch over het gezelschap.
Raakvlakken onderstrepen
‘Het moet anders’, bedenkt de ambassade zich ergens na 2003. ‘Er heerst een vooroordeel: de enige gebieden waar het ambassadepersoneel op dat moment zichtbaar is, zijn veiligheid en wetshandhaving’, meldt de ambassade in een cable uit 2007 na een jazz night in Tori Oso. Zij is sinds 2006 bezig om de ‘raakvlakken tussen de VS en Suriname te onderstrepen. Daarbij hoort onder meer culturele diversiteit en dat de vele gezichten van de Verenigde Staten een enorme rijkdom van ervaring en cultuur herbergen, die veel buitenlands publiek niet als stereotype Amerikaans herkennen’. Een andere opvallende memo gaat over het bezoek van de percussionist Kevin Jones in 2008. Ondanks dat tijdens Jones’ bezoek zijn moeder komt te overlijden, is zijn trip naar Paramaribo een daverend succes, met een drukbezocht concert en zelfs een bezoek van vicepresident Ram Sardjoe. ‘Kevin Jones weet Suriname te charmeren en daarom past hij naadloos in wat de ambassade wil bereiken met dit soort activiteiten’, zo schrijft ambassadeur Hughes. Bij een eenmalig bezoek van Jones aan Suriname blijft het dan ook niet. Surinaamse muzikanten spelen vrolijk met Jones mee, het komt wederom uitgebreid in de media.
Hiphop
Drie jaar terug komt ook het verzoek om het eens over een andere boeg te gooien: De ambassade wil inzetten op urban music; hiphop en aanverwanten, om de creoolse en Afro-Surinaamse jongeren te verleiden. De voorkeur gaat uit naar hot and spicy in plaats van cool and mellow. Dus verschijnt in februari 2010 in de media dat de ‘Black History Month’, dan al een paar keer door de Amerikanen is aangegrepen om positief voor het voetlicht te komen, in het teken staat van hiphop om de ‘cultuur van Amerika te delen en uit te wisselen met Suriname’. Terence ‘Sub-Z’ Nicholson komt uit de Verenigde Staten overgevlogen om, net als zijn voorgangers, workshops en optredens te verzorgen. Een persconferentie wordt op de ambassade gegeven, waar Orpheo ‘Ori’ Plet en Fabian Sijmor van de Surinaamse muziekorganisatie Legacy Entertainment uitleggen hoe gelukkig zij zijn met de komst van de Amerikaan. De optredens vallen, zoals alle voorgaande, erg goed. De inschatting van de ambassade blijkt wederom juist. De American Corner in het Cultureel Centrum Suriname (CCS) aan de Henck Arronstraat, is sinds de heropening in 2005 een van de belangrijkste plekken voor deze hernieuwde strategie. ‘Het is één van onze weinige middelen om de groeiende invloed van diplomatische missies, die anti-Amerikanisme verspreiden, waarover we ons zorgen maken, te counteren’. Met die landen waarover de VS bezorgd zijn, wordt onder meer Venezuela bedoeld. Ook is er een ‘algemeen gebrek aan kennis’ over de Verenigde Staten, dus iedere maand mag Suriname genieten van een film en een lezing naar keus van de ambassade.
De huidige ambassadeur John Nay zet deze strategie dankbaar voort. Vorig jaar bijvoorbeeld waren daar de ‘Friendship walks’ met de slogan ‘Taking steps for the environment’. In ieder district maakte Nay een wandeling met de lokale gemeenschappen. De laatste in Albina afgelopen december liet zien hoe populair deze wandeltochten waren: De vierhonderd meegebrachte t-shirts waren razendsnel weggegeven. Nay’s overweging: ‘Paramaribo is niet het enige dat dit land te bieden heeft. Ik vind dat je het jezelf als ambassadeur te makkelijk maakt als je alleen in de stad blijft. We moeten verder kijken dan dat’. Ook bezocht vorig jaar een klimaatspecialist het land en kwam een inheemse Amerikaan op bezoek tijdens de Dag der Inheemsen. Deze evenementen staan niet in de gelekte cables, maar uit andere berichten kan worden opgemaakt dat dit bewuste strategie is van de Verenigde Staten om Suriname tr vriend te houden. Een bezoek van deze afvaardigingen en activiteiten wordt altijd uitgebreid geëvalueerd. Het benadrukken van overeenkomsten tussen Suriname en de Verenigde Staten is een terugkerend element in de strategie van de ambassade. Tijdens persconferenties, onder meer met de rappers en de Amerikaanse indiaan, wordt steeds weer een vergelijk getrokken: De culturele diversiteit is gelijk. Ambassadepersoneel stelt hier en daar zelfs dat de twee landen op elkaar lijken.
Afro
‘Black History Month’, die de Afrikaanse diaspora herdenkt, werd dit jaar gevierd met een black gospel night en een lezing in het CCS. De opkomst bij het laatste, ongeveer dertig mensen, was belabberd. Is het nieuwe bewind van president Desi Bouterse de oorzaak van die matige belangstelling? Het zou kunnen, hij kijkt immers liever naar China, Venezuela, Cuba en Brazilië in plaats van Nederland en de Verenigde Staten. Maar de avances richting de Creoolse gemeenschap slaan wel aan, zo blijkt uit de gospelavond. Plaats van activiteit: De Nieuwe Generatie Gemeente Gods Bazuin van bisshop Steve Meye (inderdaad de geestelijk leider van Desi Bouterse) aan de Keizerstraat. De kerk was te klein om alle enthousiastelingen te ontvangen. Ambassadeur Nay mocht speechen en, wederom, had hij het vooral over de gezamenlijke banden. De Afro-Amerikanen en Afro-Surinamers stammen beiden af van Afrikaanse slaven. De strijd voor erkenning was gelijkwaardig. Maar belangrijker is misschien wel dat Meye ook Goodwill Ambassador van de staat Israël is en Israël is weer een bondgenoot van de Verenigde Staten. Meye zal er dus ook pro-Amerikaanse gedachten op nahouden. “Het heeft niets met elkaar te maken”, reageert Milton Veldkamp, pastor en coördinator van het evenement. Hij heeft drie jaar in de Amerikaanse staat Ohio gestudeerd. “Het verzoek vanuit de ambassade kwam begin dit jaar al en en aangezien wij dezelfde muziek en manier van prediken hebben, is de link snel gelegd”, aldus Veldkamp. ‘We onderhouden vriendschappelijke banden met elkaar’, klinkt het telkens weer vanuit zowel de Amerikaanse ambassade als het ministerie van Buitenlandse Zaken. WikiLeaks toont aan dat de Verenigde Staten hier niet zijn voor liefhebberij of goede doelen, maar investeren voor eigen gewin.
Achter het charisma van Lisa Hughes
Lisa Bobbie Schreiber-Hughes, tussen 2006 en 2009 de ambassadeur voor de Verenigde Staten in Suriname, stal met haar charisma, warme lach en assertief beleid de harten van veel Surinamers. Ze werd ervoor onderscheiden met de hoge titel ‘Drager van het Groot Lint in de Ere-orde van de Palm’. “Suriname is in my bones”, vertelde ze, vol weemoed, in een
afscheidsinterview in de Ware Tijd in september 2009. Suriname is haar ‘tweede familie’, ze was door haar vertrek ‘blij en verdrietig tegelijkertijd’.
Dat de voorganger van de huidige vertegenwoordiger John Nay goede dingen heeft gedaan voor Suriname staat buiten kijf. Lisa Hughes (ze sprak gewoon Nederlands) nam het voortouw in de bestrijding tegen hiv/aids, wist medische zendingen aan te trekken en speelde een belangrijke rol in het verstrekken van noodhulp door de Verenigde Staten bij de overstromingen vijf jaar geleden in het binnenland. De samenwerking tussen de staat South-Dakota en Suriname werd ingezet, er kwam samenwerking op militair gebied en met drugsbestrijding. Voor het eerst in de geschiedenis kwam een Amerikaanse minister (Robert Gates, Defensie) op bezoek. Daarbuiten is Hughes gewoon een ontzettend aardige vrouw, ze laat zich prominent zien in de samenleving tijdens allerhande activiteiten en positioneerde zich als dierenvriend; ze had straathonden en -katten in huis.
Maar Hughes deed, achter de schermen, koel en zakelijk haar werk als diplomaat. Uit de gelekte cables van WikiLeaks blijkt dat het netwerk van Hughes gigantisch is. Van ministers tot aan de president: ze kreeg iedereen, het gros zelf geregeld, om tafel voor overleg. Haar kennis over Suriname is fenomenaal; de rapporten die ze naar Washington stuurt zijn lang en bevatten gedetailleerde achtergrondinformatie over bijvoorbeeld politieke partijen, de relatie van Suriname met China en de aanloop naar de verkiezingen van 2010.
Onder het alziend oog van Hughes ontgaat de Amerikanen vrijwel niets. Er is weinig ruimte voor een positieve kijk op Suriname in de cables die Hughes in haar periode als ambassadeur schrijft. Hooguit wat progressie op de gebieden waar zij zich mee bemoeide. In 2008, als oud-minister van Ruimtelijke ordening, Grond en Bosbeheer Michael Jong Tjien Fa in de problemen komt, schrijft Hughes een kritisch commentaar: ‘De Surinaamse politiek kenmerkt zich door patronage en voortrekkerij. De partij Pertjajah Luhurs overbekende streken op het gebied van grondrechten zijn daar een schaamteloos voorbeeld van. In het ergste geval is Pertjajah Luhur actief corrupt’.
Over de erkenning van Kosovo: ‘Het zit niet in de Surinaamse politieke natuur om een standpunt in te nemen over kwesties buiten het toch al beperkte wereldbeeld’. Over de ontwikkelingen in Cuba, waar Raúl Castro het stokje overneemt van zijn broer Fidel: ‘Surinamers zijn totaal niet geïnteresseerd in de politieke ontwikkelingen in Cuba. De bevolking is naar binnen gekeerd en verafschuwd het idee om in controversiële discussies te belanden’.
‘Surinamers stemmen vooral tegen in plaats van voor tijdens verkiezingen’, is een andere opmerking van Hughes. ‘Het is dus de keuze om tegen de huidige ‘boeven’ van president Venetiaan en zijn vermeende niets-uitvoerende kabinet te stemmen, of tegen de ‘oudere boeven’ van Bouterse, die met bloed en drugs besmeurd zijn’. Hughes pro-Surinaamse reputatie mag, na een analyse van de cables die zij verstuurde, flink bijgesteld worden. Of ze altijd gelijk heeft? Ach, we weten allemaal dat er een kern van waarheid zit in de notities die zij maakte. Hughes heeft ruim 25 jaar ervaring in de diplomatieke wereld, waarvan acht in Paramaribo. Haar soft-approach werkte goed in Suriname, maar daarachter gaat overduidelijk een ander gezicht schuil. Hoe voorkomend de oud-ambassadeur ook was, uiteindelijk doet zij gewoon waarvoor zij naar Suriname was gekomen: met een zakelijke en kritische blik verslag doen voor haar moederland.
Suriname als klein, geïsoleerd land
De Verenigde Staten schetsen Suriname als een klein, geïsoleerd land in het Caribisch gebied, dat amper een mening weet te formuleren op het internationale podium en waar maandelijks twee- tot vierduizend kilogram cocaïne wordt doorgevoerd. Toch wordt in Paramaribo flink gelobbyd door Amerikaanse diplomaten. Zo willen de VS dat de regering-Venetiaan Kosovo erkent, zijn er belangen in drugsbestrijding en wil de ambassade weten wat Suriname vindt van ontwikkelingen in landen als
Zimbabwe en Iran.
De banden tussen Suriname en de Verenigde Staten zijn, zo staat herhaaldelijk in een aantal gelekte cables (Wikileaksberichten), ‘hartelijk en correct, maar niet warm’. De Surinaamse overheid heeft vaak een ‘gebrek aan affiniteit als het gaat om het buitenlandbeleid van de VS’. Het nieuws dat Suriname, in navolging van landen als Brazilië en Guyana, begin februari plots de staat Palestina erkende, sloeg in als een bom. De Israëlische ambassadeur haastte zich naar Paramaribo om minister Winston Lackin (Buitenlandse Zaken) op andere gedachten te brengen. Tevergeefs, bleek later. Suriname volgt met het besluit de landen in de regio; Nederland en de Verenigde Staten, twee bondgenoten van Israël, staan niet meer centraal in de buitenlandpolitiek. “We zitten in regionale samenwerkingsverbanden (zoals Caricom en Unasur, red.) en daarmee dienen we rekening te houden”, stelt Lackin.
Plots staat Suriname internationaal in de belangstelling en zet het ei- genwijs de hakken in het zand. De regering-Bouterse schroomt niet om standpunten in te nemen die niet stroken met die van de vorige regering. Opvallender misschien wel: Suriname heeft ineens een mening over internationale kwesties. Dat is even wennen.
Geïsoleerd Suriname
Hoe anders ging het onder tien jaar Venetiaan, zo blijkt uit de WikiLeaksberichten. Suriname is een klein, geïsoleerd land in het Caribisch gebied, een typering die meerdere malen passeert. Dat komt onder meer door de Nederlandse taal, wordt geopperd, maar het wegduiken voor internationale vraagstukken is de voornaamste factor. ‘Iran: zoals gewoonlijk houdt Suriname zich buitengewoon stil over een internationaal thema’, luidt de titel van een cable uit maart 2007. De Verenigde Staten verzamelen wereldwijd reacties over de aangenomen ‘Resolutie 1737’ binnen de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Die resolutie legde in 2006 sancties op tegen Iran. Het land was ver met de ontwikkeling van atoomwapens, zo vermoedden de Verenigde Staten. ‘De ambtenaar die we benaderden stond, typerend voor Suriname, afwijzend tegenover de vraag of Suriname een standpunt inneemt. Er werd doorverwezen naar de Caricom (de Caribische handelsorganisatie waar Suriname deel van uitmaakt, red.). Suriname’s voornaamste beleidsdoel is om conflicten te vermijden; vooral uit eigenbelang. De verwijzing naar Caricom is bedoeld om de boel te vertragen’.
Kosovo
Toch doen de Verenigde Staten veel moeite om Suriname zo ver te krijgen om op het internationale podium stappen te nemen, uiteraard ten gunste van de Amerikanen. In de cable wordt gesproken over ‘talloze andere pogingen’ om een reactie van de overheid los te peuteren; meestal zonder succes. ‘Waar mogelijk, zal Suriname willen voorkomen om een standpunt in te nemen in internationale vraagstukken. Door niet betrokken te raken, behoudt Suriname soevereiniteit en ruimte om te manoeuvreren’.
Wie had dus gedacht dat de erkenning van de kleine Europese Balkanstaat Kosovo in het vorige decennium tot de topprioriteiten behoorde? Toch is het zo. Kosovo komt in maar liefst tien gelekte cables uitgebreid naar voren en is, zo drukt de ambassade de Surinaamse overheid op het hart, ‘van cruciaal belang’. Weliswaar schept dat geen compleet beeld, maar toch genoeg voor een indruk. Kosovo verklaarde zich in februari 2008 onafhankelijk van Servië, na een reeks bloedige oorlogen. Voor de Verenigde Staten is Kosovo van strategisch belang: de Amerikanen hebben er een militaire basis en Kosovo ligt in een regio waar oliepijpleidingen liggen. Die kunnen vanuit die positie beter beveiligd worden. De Verenigde Staten zijn dan ook de grootste pleitbezorgers voor een onafhankelijk Kosovo, de twee zijn nauwe bondgenoten. Kosovaren zijn daarvoor zeer dankbaar, benoemen straatnamen naar Amerikaanse presidenten en paraderen met de stars and stripes door het land. Internationaal is de onafhankelijkheid van de kleine natie een heet hangijzer: onder meer China twijfelt aan de legale beginselen van die onafhankelijkheid. Kosovo weet zich desalniettemin gesteund door de erkenning van 76 landen, vooral uit de westerse hoek (lees: grote delen van organen als de Europese Unie en de NAVO). Midden maart 2008, bijna een maand na Kosovo’s onafhankelijkheid, schrijft de ambassade in Paramaribo dat Suriname, ondanks inspanningen van de Amerikaanse diplomaten, nog geen positie heeft ingenomen. In september komt ambassadeur Lisa Hughes er weer op terug en meldt dat de kwestie uitgebreid is besproken met de Surinaamse overheid. Dan al wordt gevreesd dat de onderhandelingen geen vruchten afwerpen: ‘We verwachten niet dat Suriname zich committeert, zoals met zoveel buitenlandse beleidszaken’. Langzaamaan wordt voor de Verenigde Staten echter duidelijk dat Suriname zich eigenlijk in het andere kamp bevindt. Suriname steunt, met 76 andere landen, een resolutie die tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties door Servië wordt ingediend. Het Internationaal Gerechtshof moet advies uitbrengen of de onafhankelijkheid van Kosovo wel volgens het internationaal recht geschiedde. De Verenigde Staten is het enige land van betekenis dat tegen stemt, veel anderen onthouden zich van hun stem. De Verenigde Staten praten er zelfs over met de vorige minister van Buitenlandse Zaken, Lygia Kraag-Keteldijk, maar het mag uiteindelijk niet baten: Suriname heeft tot op de dag van vandaag Kosovo niet erkend als onafhankelijke natie.
De Verenigde Staten hadden Surina-me in de jaren tachtig prominent in het vizier omdat de huidige president Desi Bouterse (toen legerleider) banden aanhaalde met de presidenten uit Nicaragua (Daniel Ortega) en Cuba (Fidel Castro).
Drugs
Drugsbestrijding was lang een topprioriteit. In recente jaren ontving Suriname slechts ‘geringe’ aandacht.
Waar die aandacht tegenwoordig naar uitgaat? ‘De kortetermijndoelen bestaan uit het versterken van politie en justitie, helpen met de professionalisering van de journalistiek en het leger, investeren in mensen met de strijd tegen hiv/aids en het milieu. Op de lange termijn moet de bilaterale relatie transformeren in een positief partnerschap, waarbij de Verenigde Staten kunnen rekenen op Suriname op internationale fora als de Verenigde Naties en de Organisatie van Amerikaanse Staten. Verder kan ‘het piepkleine landje van strategisch belang zijn in het Caribisch gebied en Zuid-Amerika’.
Veel cables gaan over drugshandel, overduidelijk een zorgpunt van de Verenigde Staten. Eerder werden de banden tussen Roger Khan en Desi Bouterse al beschreven in NRC Handelsblad. In 2006 schat de ambassade dat maandelijks twee- tot vierduizend kilogram cocaïne door Suriname komt. Grotendeels gaat de drugs naar Europa, maar de export richt zich ook op de Verenigde Staten. Daarom verzorgt de Amerikaanse overheid trainingen, levert het materiaal om de Surinaamse overheid te versterken in de strijd tegen drugshandel. Het justitiële apparaat in Paramaribo krijgt onder meer hulp bij het detecteren, ingrijpen en vervolgen van drugshandelactiviteiten. Dat de Amerikanen macht hebben, zoals in grote delen van de wereld, blijkt uit de uitlevering van Roger Khan in 2006 in Suriname. Na die actie wordt de pers in Suriname op de voet gevolgd: wat is de stemming in het land na deze actie? Is er sprake van anti-Amerikanisme? Hoe minimaal de belangen ook zijn: uit de WikiLeaks-berichten blijkt dat de Verenigde Staten Suriname wel degelijk proberen te manipuleren om op het internationale podium stappen te nemen. Iets dat dus maar zelden lukt.
De schaamte van André Telting
De oud-governer van de Centrale Bank van Suriname (CBvS), wijlen André Telting, schiet op de avond van 24 november 2005 de Amerikaanse ambassadeur Marsha Barnes aan. Dat gebeurt tijdens een diner dat door toenmalig president Ronald Venetiaan wordt georganiseerd om Onafhankelijkheidsdag te vieren. Uit dat gesprek distilleert de ambassadeur een opvallend WikiLeaksbericht, dat naar Washington wordt verstuurd.
‘Telting schaamt zich diep voor de oplopende schulden die de Surinaamse overheid heeft bij de Verenigde Staten’, schrijft ambassadeur Barnes naar aanleiding van het (waarschijnlijk) informele gesprek. De ambassade gaat ervan uit dat Telting op eigen titel spreekt, ‘maar dat hij de politieke macht heeft om dat om te buigen in een standpunt van de overheid’. Telting heeft de aspiratie om de schuldenkwestie met de Verenigde Staten op te lossen. Schuldaflossingachterstand en boetes door het achterblijven van aflossingen, doen die schulden op dat moment verder oplopen. Voor de ambassade is de toenadering van Telting een indicatie dat de Surinaamse overheid serieus geïnteresseerd is om de schuld af te betalen en oprechte plannen heeft om de financiële huishouding op orde te krijgen. Het is één van de primaire doelen van het beleid in die jaren van de gouverneur. Telting heeft dan ook intensieve gesprekken hierover met Barnes. De diplomaten aan de Sophie Redmondstraat spreken over Telting als een ‘alom gerespecteerde man’. De gesprekken gaan natuurlijk niet alleen over de opgebouwde schuld van Suriname. De invoering van de Surinaamse dollar komt uitgebreid aan bod.
De ambassadeur vraagt zich, bijvoorbeeld in een cable (een Wikileaksbericht) uit 2008, ook weleens af: ‘Hoe moeten we de slepende kwestie van de Surinaamse schuld aan de Verenigde Staten oplossen?’ Telting vraagt geregeld om flexibiliteit. ‘Suriname zou niet gestraft moeten worden voor de opgebouwde schulden in de turbulente periode van de militaire coup van Desi Bouterse in 1980, en de daaropvolgende executie van vijftien prominente tegenstanders van het regime’, zo redeneert Telting. De harde positie die de Amerikaanse overheid inneemt ondermijnt de ‘spirit of goodwill’ waaronder de leningen zijn uitgekeerd. De opgelegde boetes noemt Telting oneerlijk, maar ze worden betaald. Nog voor zijn pensioen in 2010, verzekert de governer de opvolger van Barnes, Lisa Hughes, in mei 2008.
Terwijl de Surinaamse pers denkt dat het om onderhandelingen gaat, is het voor de Verenigde Staten nooit een optie geweest om de schulden kwijt te schelden. Wel lukt het de CBvS-governer hier en daar om tot ‘gunstige afspraken’ en soms zelfs tot kwijtschelding te komen met schuldeisers van de Surinaamse overheid; echter niet met de Verenigde Staten, die voet bij stuk houden.
De WikiLeaks-memo’s onthullen de vechtlust van André Telting, die het als David opneemt tegen Goliath. Hij krijgt daarvoor onder meer de hoogste onderscheiding denkbaar: vier dagen voor zijn dood wordt hij gedecoreerd als drager van het Grootlint in de orde van de Gele Ster. En of zijn strijd tegen de torenhoge schulden positief uitpakte? De cijfers spreken misschien wel voor zich: twee maanden voor hij de Amerikaanse ambassadeur tijdens het etentje in 2005 aansprak blijkt uit cijfers van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) dat er een betalingsachterstand van 137 miljoen USdollar is opgebouwd. Dat staat gelijk aan tien procent van het Bruto Nationaal Product (BNP). In het rapport dat februari dit jaar uitkwam hangt de vlag er stukken beter bij: de achterstand is teruggelopen tot 32 miljoen dollar, wat 0,9 procent van het BNP vertegenwoordigt.